Rond vijven kwam ze thuis, dronken en uitgelopen, probeer dan maar eens zachtjes de trap op te klimmen. Haar ouders waren al klaarwakker bij haar eerste stap. Vader stormde de slaapkamer uit. Wat is dit!? Zij klom verder, de vraag negerend. Waar ben je geweest? Naar de kroeg kwam er met moeite uit. Zo laat? Er kwam niks redelijks meer uit haar, vader droop vloekend af.
Vier maanden later ging ze naar de dokter, zij dacht het, hij wist het. Zwanger. In een klein dorp, jaren zestig. Ze kreeg haar kind, een dochter, ze heeft haar niet mogen zien. Het meisje werd geadopteerd en groeide op in een ander gezin in een ander dorp, ver weg van haar geboorteplaats. De stiefouders deden hun best maar bleken minder goede opvoeders dan ze zelf gehoopt hadden. Toen ze negentien was vertrok ze, geharnast, dat moest wel om zich in het gezin staande te houden.
We zijn nu veertig jaar verder, de vrouw heeft het niet gemakkelijk. Inmiddels getrouwd, twee kinderen, het lijkt goed te gaan maar dat gaat het niet. Ze voelt zich verloren, weet niet wat ze wil en weet vooral niet wie ze is. Haar pogingen om in contact te komen met haar biologische moeder draaiden op niets uit, ze wilde geen contact. Punt. Daar moest ze het mee doen.
Haar harnas kan ze niet van zich afschudden, ze wil het zo graag maar het gaat niet. Haar man wil haar helpen, het lukt hem niet. Ze voelt zich, tja, hoe voelt ze zich? Niet gelukkig, onbestemd, een beetje de weg kwijt, ze weet niet wat ze moet doen om hier vanaf te komen. Een man, twee kinderen, een mooi huis, een baan voor halve dagen, alles klopt. Haar gevoel niet. Ze zoekt hulp en krijgt die nu.
Ik zie ze vaker, mannen en vrouwen die om welke reden dan ook hun ouders niet kennen. Ze leven met een handicap. En geen kleintje ook. Hoe moet je jezelf leren kennen? Wie ben je? Hoe komt het dat je doet wat je doet? Normaal gesproken wordt dat wat van je ouders in je zit, door hen samen met jou geactiveerd en ontwikkeld. Al zou je maar één van je ouders niet kennen, dan groei je al scheef op, alleen het stuk van je ene ouder wordt ontwikkeld, het andere stuk in je niet.
Wie door beide biologische ouders liefdevol is grootgebracht kan zichzelf plaatsen. En ook al waren je ouders geen sterren in het opvoeden dan nog weet je wie ze zijn. Je kent je ouders, je weet hoe ze zijn, je herkent ze beiden in jezelf, jij bént immers je ouders, moeders genen, vaders genen in jouw verenigd. Dat is bij iedereen zo, ook bij kinderen die hun ouders niet kennen. Maar in dat geval is de referentie er niet, je weet niet wat in jouw aard genetisch is geërfd en wat is aangeleerd. Je hebt geen houvast aan jezelf.
Wie hiermee worstelt heeft een lange weg te gaan. Het lijkt wel of zulke mensen opnieuw geboren moet worden uit zichzelf. Ze zijn hun eigen vader en moeder, zij zijn hun enige referentie. Geen houvast aan hun verleden, wel aan de opvoedouders, wat stukken van hun gedrag kan verklaren. Zij moeten het met zichzelf zien te redden, in vrede leren leven met onverklaarbaar gedrag en gevoel, met onverklaarbare eigenschappen en karaktertrekken.
Als je in dit schuitje zit, heb je bergen te verzetten. Maar je boekt je eerste winst op het moment dat het bij doordringt hoe het komt dat je geen houvast hebt aan jezelf. Dat het logisch is dat je in verwarring bent over je identiteit. Het is een moeilijke klus om verlost te worden van de vraag wie ben ik? Ook al ben je door opvoedouders met alle liefde en toewijding omgeven en grootgebracht, dan nog mis je die zelfherkenning die afhankelijk is van het kennen van je biologische ouders.
Als kinderen hun ouders kennen worden er veel problemen voorkomen. Zowel biologische en niet-biologische ouders als de kinderen / inmiddels volwassenen zouden er alles aan moeten doen om dat, hoe dan ook, mogelijk te maken.
Jan Jaap van Hoeckel